Inhoudsopgave
Inleiding
Deze pagina vertelt iets over de geschiedenis, het voortplantingsproces van en de bedreigingen voor de honingbij. Het is een kennismaking met wilde honingbijen en het vertelt hoe door natuurlijke selectie problemen zoals varroa overwonnen kunnen worden.
Geschiedenis
Honderd miljoen jaar! Bijen waren er al toen de dinosaurussen nog over de aarde heersten. Hier zijn bewijzen van gevonden; stukjes barnsteen met het beeld van gestreepte insecten.
Insecten hebben zich altijd al aangetrokken gevoeld tot bloemen. De voorgangers van de bijen die zich eerst voornamelijk voedden met andere insecten, ontdekten miljoenen jaren geleden de nectar en het stuifmeel van de bloemen. Het stuifmeel bevatte eiwitten en mineralen en in de honing vonden ze de suikers die hen de broodnodige energie leverden.
Zo werd een eeuwig durende symbiose geboren; planten en insecten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Bijen halen hun voedsel uit planten en een plant heeft een bij nodig want hij kan nu eenmaal niet uit zichzelf naar een soortgenoot toegaan om zich voort te planten
Schopenhauer de filosoof omschreef het als volgt: ‘Bloemen tonen zich met hun kleur en openlijk met hun geslachtsdelen (meeldraden en stampers) om zich via insecten, die hun genen verspreidden voort te planten.’
De genen waar hij het over had zitten in het stuifmeel dat aan het harige lijfje van een bij blijft kleven.
Voor planten was het dus de kunst om bijen aan te trekken. Hun bloemen gingen er steeds mooier uitzien, steeds lekkerder ruiken en steeds meer nectar en stuifmeel produceren. De nectar komt uit een nectar klier van de plant die meestal vlak onder de bloem zit.
Van de nectar maakt de bij honing. Honing is goed houdbaar en wordt genuttigd in tijden van schaarste. Met name in ons koude klimaat bloeien er in de winter geen planten en kunnen de bijen dus geen voedsel halen in die periode.
De honing echter bleek ook aantrekkelijk voor mensen (en andere zoogdieren).
Al duizenden jaren halen we honing uit de voorraad van de honingbijen. Vroeger, zo’n 10.000 jaar geleden, hadden we nog geen bijenkasten of korven, maar gingen in de natuur op zoek naar bijennesten. Er zijn tal van rotsschilderingen die laten zien hoe iemand omringd door bijen honing uit een bijennest haalt. Dit was een gevaarlijk karweitje, via een ladder klommen ze naar een nest vol stekende bijen. Met de rook van een brandende fakkel probeerden ze de bijen te verjagen. Toen werd trouwens niet alleen de honing geroofd, ook de larven van de bijen bleken een welkome aanvulling op het basisdieet van met name oude Afrikaanse stammen.
Bijen bestaan als soort dus al miljoenen jaren en hebben zich al die tijd weten aan te passen aan een leefomgeving die continu aan het veranderen is.
Voortplantingsproces
In een bijenkast of -korf komen we de volgende geslachten tegen:
In ieder bijenvolk is er maar één koningin. Zij neemt een belangrijke plaats in omdat zij als enige eitjes kan leggen.
Zonder haar is een bijenvolk ten dode opgeschreven. Toch moet zij zich richten naar de wensen van het volk.
De werksters vormen het overgrote deel van een bijenvolk. Zij bouwen de raten, voorzien het volk van voedsel en werpen zich met ware doodsverachting op alles en iedereen die het volk bedreigt.
De dar wordt weleens de uitvreter van een bijenvolk genoemd. Zijn belangrijkste taak is het bevruchten van de koningin. Verder eet hij de honing op, hij laat het huishouden aan de werksters over. Wellicht levert hij een bijdrage aan de communicatie tussen de volken, maar dit is niet bevestigd.
Voortplanten van bijen zie je alleen in het voorjaar en in de zomer. Als we over voortplanten praten bedoelen we het splitsen van een bijenvolk; uit één volk ontstaat een nieuw tweede (en soms derde of vierde) volk. Voortplanten bij honingbijen gebeurt in een aantal stappen:
- Een snelle groei van het volk in het voorjaar. Het aantal werksters neemt toe en er worden ook darren geboren.
- De oude koningin legt een beperkt aantal eitjes in een speciale behuizing; de koninginnedop. Deze eitjes zullen uitgroeien tot nieuwe koninginnen.
- Het volk splitst zich. Voordat de nieuwe koninginnen geboren gaan worden, verlaat de oude koningin met een deel van het volk het nest en gaat zich ergens anders vestigen. De jonge onbevruchte koningin blijft achter met het thuisgebleven deel.
- De jonge onbevruchte koningin gaat op bruidsvlucht. Samen met een aantal werksters gaat ze naar een ontmoetingsplaats waar ze door meerdere darren bevrucht wordt. Hierna keert ze terug naar de bijenkast.
- De jonge bevruchte koningin gaat eitjes leggen en voor nakomelingen zorgen.
Het splitsen gebeurt in de maanden mei tot augustus. Dat is een indrukwekkend gezicht, een grote zwerm bijen verlaat dan gezamenlijk de bijenkast.
Een jaar met het bijenvolk
In januari, na driekoningen, zal de koningin al enkele eitjes leggen. Dit zijn bevruchte eitjes, uit bevruchte eitjes komen werkster-bijen. Werkster bijen zijn vrouwelijke bijen, net zoals de koningin. Bij bijen is het zo dat uit bevruchte eitjes werkster bijen (en de koningin) komen en uit onbevruchte eitjes komen darren; de mannelijke bijen.
Het aantal eitjes in januari is echter nog minimaal, er bloeit immers nog niets. In februari kan het ook nog vriezen, maar op sommige plekken komen de sneeuwklokjes al boven de grond, dat is het begin van het voorjaar. Het aantal gelegde eitjes groeit langzaam.
Daarna, in maart volgen er meer voorjaarsbloeiers. Op een mooie zonnige dag zie je al bijen vliegen op bijvoorbeeld hazelaar, wilg en gele kornoelje. Het volk moedigt de koningin aan om meer eitjes te gaan leggen, als het tenminste goed weer is en er wat stuifmeel te halen valt.
In april, ook weer bij goed weer, explodeert de natuur. Een groot aantal gewassen gaat bloeien en groeien en de koningin kan dan wel tot 2000 eitjes per dag leggen. En dit zijn niet alleen eitjes waar werksters uit komen, ze gaat ook darreneitjes leggen.
Hoe weet ze nou of ze werkster- of darreneitjes moet leggen? Dat regelt het volk, de koningin heeft namelijk geen enkele autoriteit, ze moet doen wat het volk zegt; honeybee democracy! Het volk maakt de raten aan en de cellen waarin de koningin een onbevrucht eitje voor een dar legt, zijn groter dan de cellen waarin ze een bevrucht eitje legt, zo weet ze waarvoor ze moet kiezen.
De koningin heeft in haar lichaam een kamertje voor eitjes en een kamertje voor spermacellen. Ze voegt meestal een spermacel toe voor een werkster, maar soms niet en dan wordt het een dar. Dus voor de grote cellen in de raten alleen maar een eicel voor de darren en voor de normale (kleine) cellen in de raten een eicel met daarin een spermacel voor de werksters. Darren zijn altijd in de minderheid, denk aan ongeveer 10-15% van het aantal werksters.
In april bij mooi weer gebeurt er dus een hele hoop in een bijenvolk. Grote aantallen bijen vliegen in en uit de bijenkast. Nadat de eerste darren zijn geboren en het volk sterk gegroeid is, gaat het volk de zogenaamde koninginnedoppen bouwen. Een koninginnedop is een aparte behuizing waarin een nieuwe koningin geboren gaat worden, uiterlijk heeft het wel iets weg van een pindadop. De koningin wordt door een paar werksters naar de dop geleid en hier legt ze een bevrucht eitje in. Dit eitje wordt, net zoals de werkster- en darreneitjes eerst een larf en daarna een pop. In het geval van de koningin ontpopt de pop zich na zestien dagen, een nieuwe koningin is geboren!
Voordat de koningin uit haar dop komt, moet de oude koningin weg zijn. Het is een ijzeren wet dat er maar één koningin per kast, korf of wat voor behuizing dan ook is. Op een mooie zonnige dag zal de oude koningin samen met ongeveer de helft van het volk de kast verlaten. Ze gaan zwermen, het volk heeft zich gesplitst!
De zwerm strijkt neer, ergens in de buurt van de kast vormt zich een dikke klont met bijen met in het midden de oude koningin. Een aantal speurbijen trekt er op uit op zoek naar een nieuwe woning. Als ze een mooie plek gevonden hebben, informeren ze de zwerm door op een bepaalde manier over de zwerm te lopen en daarbij met hun achterste te kwispelen. Een andere speurbij zal zijn favoriete plek aanwijzen. Maar uiteindelijk komen ze er samen uit en dan vertrekt de hele klont bijen naar een nieuwe behuizing.
Bedreigingen
Bijen bestaan dus als soort al miljoenen jaren. Hoe kan het dan toch zo mis zijn gegaan? De oorzaken hiervoor werden met name gezocht in:
- varroamijt
- bestrijdingsmiddelen
- afgenomen biodiversiteit
- de imker?
Varroamijt
Vriend en vijand zijn het er over eens dat de varroamijt gezorgd heeft voor een dramatische terugval in het aantal honingbijen en nog steeds een bedreiging vormt.
De varroamijt (varroa destructor) is een mijt van 1,5 bij 1,1 mm die verschillende bijenvirussen overbrengt, waardoor enkele bijen of een heel volk ziek wordt en uiteindelijk sterft.
Varroa destructor is een exoot die uit Azië komt, hij komt voor op de Indische honingbij (Apis cerana). Omdat imkers de Europese honingbijen (Apis mellifera) van en naar het verspreidingsgebied van de varroamijt hebben verplaatst, kon de mijt overstappen van de Indische naar de Europese honingbij. Het is dus door toedoen van de mens dat de mijt zich over de hele wereld kon verplaatsen. Met uitzondering van Australie zie je de varroa destructor nu overal.
Bestrijdingsmiddelen
Insecticiden zijn, zoals de naam al zegt, middelen ter bestrijding van insecten.
Bladluizen, aaltjes, rupsen en slakken; zowel de akkerbouwer als de tuinliefhebber hebben een grondige afkeer van deze insecten. Met name de akkerbouwer zal zich er tegen wapenen. Hij moet immers leven van de opbrengst van zijn groenten en ziet zich daarom genoodzaakt gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen, of zoals hij het liever omschreven ziet gewasbeschermingsmiddelen. Spijtig genoeg maakt het middel in de meeste gevallen geen onderscheid tussen ongewenste insecten en nuttige insecten zoals bijen.
Als je geen voedselproducent bent is het makkelijk roepen dat de akkerbouw geen insecticiden mag gebruiken. Om echt tot een oplossing te komen, zullen we in gesprek moeten gaan. Als beide kanten open gaan staan voor een oplossing, moet het zeker lukken.
Gelukkig gebeurt er al een hoop in deze sector. De regelgeving stimuleert het nadenken over natuurlijke alternatieven en op dat gebied zijn er al wat stappen gemaakt.
Het gebruik van insecticiden in voor- of achtertuin wordt ook steeds minder. Om er helemaal van af te komen, moeten we afscheid nemen van ons eigen ideaalbeeld van een tuin. Als dit eenmaal gelukt is, zal de natuur ons belonen met gezonde, in veel gevallen zelfs eetbare planten met andere, steeds afwisselende kleuren en geuren. De tuin gaat weer leven met allerlei insecten die op hun beurt een voedselbron zijn voor de vogels. Krampachtige pogingen om dit met een continue toevoer van gif aan banden te leggen, kosten tijd en geld en zijn schadelijk voor de natuur.
Afgenomen biodiversiteit
Biodiversiteit wordt omschreven in de ‘Convention on Biological Diversity’ als de verscheidenheid van alle levende organismen in verschillende ecosystemen. Dit betekent niet alleen veel verschillende planten en dieren, maar ook meerdere variëteiten van een bepaalde plant of dier.
Een ecosysteem kan groot (de aarde) of klein (een vijver) zijn en omvat alle organismen die dat systeem in leven houden. Biodiversiteit is belangrijk voor de gezondheid van een ecosysteem. Als er organismen uit een ecosysteem verdwijnen, wordt dat systeem zwakker en vatbaarder voor ziekten en plagen.
Bijen vormen een belangrijk onderdeel van een ecosysteem en zijn er tegelijkertijd afhankelijk van. Als er minder planten zijn, zijn er minder soorten stuifmeel en bijen missen daardoor een deel van hun voeding. Sommige wilde bijen zijn zelfs afhankelijk van één soort plant, bijvoorbeeld de slangenkruidbij vliegt alleen op slangenkruid. Als slangenkruid verdwijnt, verdwijnt automatisch de slangenkruidbij.
Hoe meer verschillende organismen samenwerken in een ecosysteem, hoe beter dat systeem in staat is om in leven te blijven. Door de biodiversiteit van het ecosysteem aarde aan te tasten, tasten we ons eigen voortbestaan aan.
Voorbeelden van de afgenomen biodiversiteit zijn de monoculturen die we nu vaak in ons landschap zien; enorme velden met mais, aardappelen of suikerbieten. Bijen (en andere insecten) vinden hier geen voedsel meer en kunnen daardoor niet meer overleven op het platteland. Maar ook hier wordt aan gewerkt, je ziet langzaam steeds meer randen met bloemen langs de weilanden staan!
De imker?
Sinds ongeveer 100 jaar is het bijenhouden nogal veranderd. Imkers gingen op zoek naar bijen met betere eigenschappen. Ze letten daarbij vooral op zachtmoedigheid, honingopbrengst en zwermtraagheid. De bij die hier van origine veel voorkomt, de zwarte bij, werd langzaam verdreven door geteelde soorten zoals carnica en buckfast. Daarnaast leerde de conventionele imker hoe hij zwermen kan voorkomen door bepaalde ingrepen te doen en deed de koninginneteelt zijn intrede. De varroamijt heeft er voor gezorgd dat veel imkers hun volken ieder seizoen behandelen met varroa-dodende middelen. De imker heeft dus veel meer invloed gekregen op het leven van de honingbij.
Iedere imker zal dit voor zichzelf moeten bepalen wat hij/zij goed voor het bijenvolk acht. BioBijen gaat uit van de gedachte dat bijen door natuurlijke selectie bepalen welke volken overlevingskansen hebben. Gelukkig staan we hierin niet alleen.